Reflecties op moreel leiderschap – deel 4: Interpersoonlijke Moraliteit: De strijd om het bestaan. Of is er meer…?

De zoektocht naar intrinsieke moraliteit

Dit is de vierde column van een serie over Moreel Leiderschap. Mijn eerste column ging over Morele Leiders in de Samenleving, de tweede over Professioneel Moreel gedrag. en de derde over Integriteit aan de Top. Mijn laatste column in deze serie zal over Morele Zelfsturing gaan.

Interpersoonljke moraliteit: De stijd om het bestaan. Of is er meer…?

Joseph Campbell (1904-1987), hoogleraar in de mythologie en schrijver bespreekt in het boek : ‘The Hero’s Journey’ ook de relatie van de mens met de natuur. Hij blikt daarbij terug op een voor hem belangrijke ervaring die hem aan het denken zette:

Ik kan me herinneren dat ik een lange tijd doorbracht met de intertidale bioloog Ed Ricketts, in dat gebied tussen laag en hoog tij (1931-1932). Al die vreemde vormen, aalscholvers and kleine verschillende soorten wormpjes en zo. Je zou zeggen, mijn God, er is binnen deze generatie van het leven een heel gevecht gaande, het leven dat leven consumeert. Alles leert hoe de ander op te eten, het hele mysterie, en van daaruit kruipen ze het land op.

En hij gaat verder: “We leven door te doden, wat je zelfs doet als je druiven eet. Je bent nog steeds iets aan het doden. Het leven leeft gewoon van het leven. En het is dat ene leven in al die verschillende etende hoofden wat zichzelf eet. Het is een fantastisch mysterie. Dat is wat er wordt gesymboliseerd in de slang die in zijn eigen staart bijt, de levenslang die zichzelf eet. Dat is wat het betekent. “

De strijd om het bestaan

Het leven als een grote cirkelbeweging van geboorte naar dood en wederom van dood naar geboorte. Het leven dat vanuit een enorme innerlijke kracht zelf wil overleven en zich voort wil planten.

Binnen dit leven is de mens een sociaal dier dat in groepsverband leeft. Binnen die groep moet een zeker evenwicht ontstaan en behouden blijven. Een evenwicht in het fijnmazige net van onderlinge menselijke relaties en verbanden. En die relaties en verbanden lijken weer dynamische structuren om te voorzien in de fysieke, sociale en emotionele behoeften van mensen.

In de loop der tijden, veronderstellen wetenschappers, zijn we er van ‘overtuigd’ geraakt, dat we als soort beter kunnen overleven door gedragsregels, verboden, taboes, normen en waarden te ontwikkelen die onze onderlinge menselijke gemeenschappen in stand houden en beschermen tegen uiteenval. En die daarmee weer de menselijke groep als geheel in stand houden. Zodat we als groep sterker staan in de strijd om het bestaan die het leven dus volgens Joseph Campbell is.

Maar betekent dit ook dat die diepe drang tot overleven die er achter zit en de drang om het eigen leven koste wat kost voort te zetten, is verdwenen? Komt die, behalve in ons diepe wens om kinderen te krijgen ook nog op een andere manier naar voren?

Zelfbewustzijn

Wij zijn zelf ook het leven in iedere cel van ons lichaam. We hebben het verboden elkaar te doden en elkaar te bestelen, maar hebben we die neiging misschien gedeeltelijk geestelijk nog wel steeds? Komt die strijd om het bestaan ook niet naar voren in het krachtenveld dat de menselijke omgang ook is? Duidelijk zichtbaar in oorlogen natuurlijk , in terrorisme, maar op een meer aangepaste manier ook in onze territoriumdrift, onze geldingsdrang, onderlinge jaloezie, onze belangenstrijd en het politieke spel. Onze neiging om het eigenbelang te laten zegevieren en dat vaak met drogredenen te maskeren. Ziet degene die dat ontkent niet welke krachten er binnen de intermenselijke dynamiek ook aan het werk zijn?

De mens onderscheidt zich mijns inziens van het dier door onder andere een zeer verfijnd, dynamisch en complex zelf systeem, waarin zelfbewustzijn een plaats heeft. Hoe dit zelf systeem precies is opgebouwd en hoe dynamisch, relatie-, cultuur- en contextafhankelijk het is, daar is het laatste woord nog niet over geschreven. Maar niemand twijfelt eraan dat elk mens zich bewust is van het feit dat hij hier op aarde is, daar een bepaalde betekenis aan toekent en op zichzelf en zijn gedrag wil en kan reflecteren. Zelfbesef staat centraal in elk menselijk leven.

Het lijkt erop dat de mens als individu ook het beeld dat hij of zij van zichzelf heeft en de balans binnen die hele zelf structuur die daarmee samenhangt, in evenwicht wil houden. Dit komt vooral tot uitdrukking in onderling menselijk contact, waarin een bedreiging van het zelfbeeld sterke reacties op kan roepen: ontkenning, agressie, vermijding. Hetzelfde lijkt te gelden als het beeld dat een menselijke groep als geheel van zichzelf heeft, wordt bedreigd. Ook dan lijkt een groep zich sterk te willen verdedigen.

Aan de positieve kant komt uit ons zelfbewustzijn ook de ongelooflijke schoonheid voort die de mens weet te creëren en alle innovatie die vaak gezamenlijk wordt voortgebracht. Ook daarin onderscheidt de mens zich van het dier: onze geweldige creativiteit en behoefte aan ontwikkeling. We willen naar de sterren reiken!

Diepte van onze interpersoonlijke moraal

We beseffen dat we er zijn en we kunnen op ons gedrag reflecteren. We willen het beeld dat we van onszelf hebben in evenwicht houden en we willen graag bij een groep horen. Die groep zelf moet ook in evenwicht blijven. Een equilibrium bewaren waarin vreedzame, positieve, op groei en welzijn gerichte krachten uiteindelijk de overhand hebben. Uiteindelijk leidend zijn.

Binnen alle culturen op aarde, in verleden en heden, is er dan ook sprake van gedragsregels, verboden, taboes, normen en waarden. Een moraal zou je kunnen zeggen. Afhankelijk van ons standpunt is die moraal volgens ons door natuurlijke selectiemechanismen ontstaan, door God of door de mens zelf gecreëerd. Maar de behoefte aan een moraal zelf lijkt inherent aan het mens zijn.

De grote wereldreligies houden zich in ieder geval allemaal met moraal bezig: Hoe leven we op de juiste manier? Hoe verhouden we ons tot elkaar? Hoe doet een mens het goede? Maar ook in alle mythologieën, zoals bijvoorbeeld in die van de Egyptenaren, van Aziatische culturen, de Aboriginals, de Grieken en de Romeinen valt een moreel besef op. En daarmee de worsteling met degenen die zich niet aan morele normen van de groep houden. In mythologieën is er door de tijd heen bovendien ook vaak sprake van morele ontwikkeling. Zo beschrijft de Griekse epos dichter Homerus eerst: “Wie zo verdorven was een misdaad tegen Zeus te begaan werd voorgoed opgesloten in Tartarus, de onderwereld, waar de verdoemden hun martelingen ondergingen.” Maar later veranderde het Griekse morele besef en werden beloning en straf na de dood minder een zaak van goddelijke willekeur en meer van wat iemand verdiende door wat hij tijdens zijn leven had gedaan. De verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag komt hier naar voren.

Ook in vrijwel alle sprookjes van over de hele wereld wordt het kwaad overwonnen door het goede en wordt het kwaad uiteindelijk ook bestraft. Wordt in sprookjes zo een diepe behoefte van ons bevredigd? Hebben we als mensen een moraal nodig?

Collectief onbewuste: sprookjes en mythen

Volgens de Zwitsers psychiater en psycholoog Carl Jung (1875-1961) geven sprookjes een beschrijving van de natuurlijke leefregels van een gemeenschap, maar zijn die regels wel in gevaar of dreigen ze net hun spontane, naïeve en gedachteloze karakter te verliezen. (Carl Jung, Archetypen en het collectieve onbewuste, 1976). In mythen is er volgens Jung als basis sprake van autochtone collectieve onbewuste inhouden die onafhankelijk zijn van traditie of overlevering. In een mens als individu is het collectief onbewuste volgens hem een diepe laag in de menselijke psyche die niet voortkomt uit persoonlijke ervaringen, maar volgens hem is aangeboren. De inhoud van het collectief onbewuste bestaat volgens Jung uit zijn bekende archetypen: onbewuste universele beelden. Voorbeelden van archetypen zijn: de schaduw, de grote moeder, de held, het goddelijke kind, de eeuwige puber. En de bekendste gestructureerde uitingen van deze archetypen zijn dan weer sprookjes en mythen. Jung schrijft:

Het archetype is in feite een manifestatie van een onbewuste inhoud die veranderd wordt doordat die onbewuste inhoud tot bewustzijn komt en wordt waargenomen.

Sociocultureel evenwicht

Zou ons moreel besef ook zo diep en zelfs aangeboren zijn? Is het zelfs dieren niet vreemd? Antonio Damasio, Professor of Neuroscience en Director of the Brain and Creativity Institute aan University of Southern California legt daarover uit:

Boven deze kwestie hangt levensgroot het vraagstuk van de oorsprong van moraliteit. Construeert de rede morele intuïtie, morele overtuigingen, conventies en regels? Of komt moraliteit voort uit prerationale processen? Wat betreft dit onderwerp zijn er steeds meer aanwijzingen dat veel gedragingen die we als moreel beschouwen voorlopers hebben in geautomatiseerde, onbewuste, prerationale processen, niet alleen aanwezig in de mens maar ook in veel andere diersoorten. Het bewijs is vrij robuust in het geval van zoogdieren, vooral primaten en zeezoogdieren waarvan de hersenen veel gemeen hebben met het menselijk brein.

Damasio vervolgt: “Menselijke creativiteit en rede hebben zulke natuurlijke ontdekkingen tot nieuwe hoogten gebracht. Ze hebben de biologische regulatie uitgebreid naar gevarieerde aspecten van de sociale ruimte en daarmee hebben ze wat ik graag een sociaal-culturele homeostase noem, uitgevonden. De bekende homeostase van het menselijk lichaam is geautomatiseerd en werkt grotendeels op een niet-bewust niveau. Het verzekert daarmee onze fysiologische gezondheid en ons fysiologisch evenwicht. Socioculturele homeostase daarentegen is wil gedreven en vereist bewustzijn op hoog niveau. Moraliteit (samen met de wetten en jurisprudentie die daaruit voortvloeien) vormt het middelpunt van die sociaal-culturele homeostase. ” (Moral reasoning, John Templeton Foundation)

Ons interpersoonlijk moreel handelen in 2018

We zijn in 2018. Volgens neuroscientist Antonio Damasio is ons moreel besef dus zeer diep verankerd en speelt het een centrale rol in het behoud van ons sociale evenwicht.

Wat zijn eigenlijk kenmerken van interpersoonlijke moraliteit in onze tijd? En zijn we wat betreft Damasio’s sociocultural homeostasis in of uit balans?

Laten we kijken naar een aantal geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot de ethiek van interpersoonlijke communicatie. Wat is belangrijk als we de normen en waarden in de manier waarop we met elkaar omgaan onder de loep nemen?  Ronald C. Arnett, president en hoogleraar aan het Department of Communication & Rhetorical Studies aan Duquesne University in Pittsburgh, noemt in zijn boek Communication Ethics Literacy uit 2008 de volgende uitgangspunten:

1)        Focus op behoud en kwaliteit van de relatie zelf

  • Ronald Arnett:

Interpersoonlijke communicatie ethiek onderscheidt zich van andere vormen van communicatie-ethiek door een zorgvuldige aandacht voor de relatie tussen personen. Interpersoonlijke communicatie vindt zijn identiteit in het ethische mandaat om het welzijn van de relatie te beschermen en te bevorderen.

Als we aandacht besteden aan de ethiek van onze interpersoonlijke communicatie is die volgens Arnett dus ‘per definitie’ gericht op het behoud en de kwaliteit van de relatie zelf. Hij stelt dit tegenover een interpersoonlijke relatie die alleen wordt gebruikt om een doel te bereiken: een instrumentele relatie. Over instrumentele relaties en de diepere behoeften van mensen haalt Ronald Arnett een uitspraak van Philip M. Taylor aan:

In het licht van het idee van authenticiteit lijkt het erop dat het hebben van louter instrumentele relaties werkt als een manier waarmee je jezelf teniet doet. Het idee dat iemand op deze manier zijn vervulling kan nastreven lijkt een illusie, op dezelfde manier als het idee dat je jezelf kunt kiezen zonder een horizon van betekenis te herkennen die verder gaat dan die keuze.“

Met andere woorden we maken onszelf als mens en onze wereld uiteindelijk onnodig klein en we beperken onszelf als we anderen strikt gebruiken om eigen doelen te bereiken.

In het licht van interpersoonlijke ethiek en de kwaliteit van de relatie zelf, schrijft Robert P. George, McCormick Professor of Jurisprudence aan Princeton University:

Aan de basis van ons morele denken ligt ons begrip dat sommige dingen de moeite waard zijn om te doen of na te streven om wat ze zelf waard zijn. Het is logisch om hiernaar te handelen, zelfs als we daar geen verder voordeel van verwachten. Bijvoorbeeld wanneer we de essentie zien van een vriendelijke daad, of de essentie van iemand die Shakespeare bestudeert of de structuur van verre sterrenstelsels, dan begrijpen we de intrinsieke waarde van dergelijke activiteiten. Wij begrijpen de waarde van vriendschap en kennis niet alleen als een middel om iets anders te bereiken, maar als een doel op zichzelf.  Anders dan geld of de dekking van een verzekering zijn deze producten niet alleen waardevol omdat ze andere producten vergemakkelijken of beschermen. Het zijn zelf aspecten die bijdragen aan de vervulling van onszelf en van anderen als menselijk individu.

We zijn in 2018…

Nadenkend over dit eerste uitgangspunt, zou ik de volgende opmerkingen willen maken:

  • Op welke manier richten we onze tegenwoordig op de kwaliteit van onze relaties? Binnen onze romantische relaties of als ouders en kinderen zien we het belang waarschijnlijk wel in van de kwaliteit van de relatie en investeren we daarin. Maar daarbuiten? Zijn dit in feite alleen nog instrumentele relaties of toch niet?
  • Deze relaties, zoals vriendschappen, klant relaties, collegiale contacten waren vroeger meer ingebed in sociale structuren, zoals het verenigingsleven, religieuze kringen, buurtverenigingen en sociale clubs. Tegenwoordig is er van sociale inbedding van intermenselijke relaties minder sprake: het zijn meer netwerken. Daarnaast onderhouden we onze contacten ook steeds meer online. Maakt dat onze relaties meer instrumenteel of niet?
  • Als we de kwaliteit van een relatie centraal stellen, dan is het nodig dat we in de relatie zelf investeren. Waar niet in geïnvesteerd wordt, bloedt immers dood? Die vroegere sociale structuren met hun geplande feesten en bijeenkomsten dwongen ons min of meer te investeren in een stabiele groep. Op welke manier investeren we tegenwoordig in relaties om de relatie zelf? Investeren we misschien nog wel in wat de relatie voor ons op korte termijn op zou kunnen leveren, maar niet in de (kwaliteit van de) relatie op lange termijn?
  • Wat is eigenlijk de specifieke aard van een online contact in moreel opzicht? Hebben we voor online contacten ook een interpersonal communication ethic ontwikkeld? Of worden onze online relaties veelal gekenmerkt door vrijblijvendheid?
  • Veel mensen voelen zich tegenwoordig ‘uit verbinding’ en dit maakt hen ongelukkig. Maar een verbinding ontstaat mede door een gerichtheid op elkaar. Wat dragen wij zelf bij aan het maken van verbinding?
  • Hebben we misschien ook kennis verloren hoe je diepe en langdurige relaties tot strand brengt en onderhoudt? Hadden we vroeger samen meer ‘tacid knowledge’ over wat moreel gezien wel of niet juist was binnen relaties? ‘Voelden’ we daarmee niet meer wat we wel of niet konden maken?

2)        Verantwoordelijkheid nemen voor de relatie.

Als we aandacht besteden aan de ethiek van onze interpersoonlijke communicatie is het tweede uitgangspunt van Arnett dat de personen die deel uitmaken van de relatie verantwoordelijkheid nemen voor de relatie zelf.

Het tweede uitgangspunt is dat interpersoonlijke communicatie de relatie koestert om de verantwoordelijkheid tussen personen te versterken en niet met het doel om carrière te maken of om een politieke agenda uit te werken.” … “Interpersoonlijk doet de relatie ertoe die we met een andere hebben – het is de bepalende ethiek in onze interpersoonlijke communicatie, en het is onze ethische verantwoordelijkheid om die relatie te koesteren.

Arnett maakt daarbij een onderscheid tussen interpersoonlijke communicatieve stijl en interpersoonlijke communicatieve verantwoordelijkheid voor de relatie. De interpersoonlijke communicatieve stijl gaat over de effectiviteit en het persoonlijke karakter van hetgeen jij aan anderen wil overbrengen. De interpersoonlijke communicatieve verantwoordelijkheid gaat erover in welke mate je eigenaarschap neemt over de relatie, je commitment, je betrouwbaarheid, je toewijding aan de relatie die je met een ander hebt. Ethiek gaat in dit geval niet over stijl, maar over verantwoordelijkheid nemen.

Uitgedrukt in ethische taal benadrukt de overgang van interpersoonlijke stijl naar interpersoonlijke verantwoordelijkheid voor de relatie het verschil tussen persoonlijkheid en karakter. Goede persoonlijkheid, of een goede interpersoonlijke stijl, gekoppeld aan persoonlijke verantwoordelijkheid of karakter, leidt tot langdurige relationele gezondheid; goede persoonlijkheid zonder karakter gaat voorbij aan de lange termijn verplichting om verantwoordelijkheid te nemen voor de relatie en het leidt tot een vorm van interpersoonlijke mooipraterij die gekenmerkt wordt door alleen maar stijl en de afwezigheid van interpersoonlijke ethiek – want de relatie is de inhoud die karakter geeft aan interpersoonlijke ethiek.

En : “Als iemand zich niet druk maakt om de Ander of de relatie met de Ander, geeft hij er eenvoudigweg niet om.

We zijn in 2018…

Nadenkend over dit tweede uitgangspunt zou ik de volgende opmerkingen willen maken:

  • Ligt er tegenwoordig binnen onze face tot face en online contacten te veel de nadruk op een goede communicatieve stijl en win je daarmee aan populariteit? Ligt de nadruk veel minder op wat Arnett ‘character’ noemt? Als dat zo is, heeft dat ook invloed op de diepgang van onze contacten?
  • Ligt bij onze communicatietrainingen tegenwoordig de nadruk te veel op het trainen van skills, waarmee we onze effectiviteit kunnen vergroten, maar te weinig op het trainen van verantwoording nemen voor een relatie en gaat dit ten koste van het ethisch leren handelen van studenten?
  • Het zelfbeeld dat we online neerzetten op LinkedIn, Twitter, Facebook, Instagram is vaak de motor van ons online contact. Maar hoe gaan we online om met alle moeilijke dingen bij de opbouw van menselijk contact? Onze verschillende visies en verwachtingen, verschillen in karakter, verschillen in behoeften aan afstand en nabijheid. Investeren we erin om er samen uit te komen of vermijden we het?

Robert P. George schrijft over de morele principes die we hanteren in onze face to face contacten:

…. De specificaties van dit abstracte principe zijn de bekende morele voorschriften die de meeste mensen, zelfs vandaag de dag, proberen na te leven en hun kinderen leren te respecteren, zoals de Gouden Regel (” behandel anderen zoals je zelf door hen behandeld wilt worden”), het Principe van Pauline (“doe nooit kwaad opdat het goede daaruit voortkomt “), en de Categorische Imperatief van Kant (het levendigst uitgedrukt in de stelregel dat men” de mensheid, hetzij in de persoon van jezelf hetzij wat betreft de anderen, altijd moet behandelen als einddoel en nooit alleen als een middel.” (Moral reasoning, John Templeton Foundation)

  • Hanteren wij deze morele principes binnen onze sociale netwerken? Merken we het als deze principes niet gehanteerd worden en wat is het effect?
  • Hoe gaan we online om met schendingen van integriteit? Nemen we daar verantwoording voor of worden we door anderen gedwongen verantwoording af te leggen? Kortom is er sociale controle?
  • Hoeven we online de consequenties wel of niet onder ogen te zien? “Je komt er mee weg”, zou je kunnen zeggen? Wat is de invloed op ons onderling vertrouwen?

3)        De naam van de relatie doet ertoe. Binnen ethisch handelen gaat het om specifieke relaties

Volgens Arnett gaat het bij interpersoonlijke communicatie ethiek om specifieke relaties: ouder-kind, leraar-leerling, vriend-vriend etc. Als ouder heb je naar je kind morele principes, als leraar naar je student, als arts naar je patiënt. De aard van de relatie bepaalt dan je morele principes en dus wat je juist handelen vindt.  De wet garandeert in de ouder-kind relatie bepaalde morele principes en in die van leraar-student. In specifieke beroepen zijn er bijvoorbeeld ethische beroepscodes opgesteld voor de betreffende beroepsgroep.

Arnett: “Het eerste uitgangspunt in interpersoonlijke communicatie vanuit het standpunt van interpersoonlijke communicatie ethiek is dat de aard van de relatie ertoe doet.

Of zoals Levinas (2000) schrijft: “

De naam doet ertoe. De naam kondigt de relatie aan van:  vader, leraar, student of vriend. De juiste naam begint met een algemene verwijzing naar een specifieke relatie tussen bepaalde individuen.

Juist het speciale karakter van de relatie geeft de interpersoonlijke ethiek kracht, betekenis en richting. Het gaat niet om een Algemene Ander, maar om bijvoorbeeld een kind, een student, een patiënt met wie je een relatie hebt. Als personen en omstandigheden veranderen, dan verandert de relatie ook weer en vraagt de interpersoonlijke ethiek ook weer aanpassingen: je dochter is moeder geworden, je student is nu een vriend op Facebook, de coach cliënt is nu een contact op LinkedIn.

We zijn in 2018….

Nadenkend over dit derde uitgangspunt zou ik de volgende opmerking willen maken:

  • Zijn onze relaties op social media misschien te diffuus en onduidelijk gedefinieerd? Wat zijn het: vriendschappen, collega’s, kennissen? Is de student nog steeds mijn student of is het een collega en concurrent geworden? Zijn we ons daarom misschien te weinig bewust van de interpersoonlijke ethiek die bij ieder specifiek contact hoort?

De slang bijt in zijn staart

We zijn onderdeel van die grote cirkelbeweging die het leven is. Een fascinerend en dynamisch krachtenspel dat voortdurend naar evenwicht zoekt. Waarin onze drijfveren dieper zijn dan we zelf vermoeden en we onszelf en elkaar altijd ook weer verrassen.

De man die met gevaar voor eigen leven in het ijskoude water springt om de bestuurder van de auto die te water is geraakt, te redden.

De vrouw die op straat midden in een mannengevecht springt om erger te voorkomen.

De bevolking die, zelf uitgeput, na een aardbeving dagen achtereen meehelpt met reddingswerkzaamheden.

Geven we ons dan instinctief, maar misschien ook weer welbewust over aan iets dat groter is dan wijzelf? Omdat we voelen dat we daar een uiteindelijk toe behoren?

 

 

 

Reflecties op Moreel Leiderschap | deel 3: De werkplek: Integriteit aan de top als lichtend voorbeeld

De zoektocht naar intrinsieke moraliteit

Dit is de derde column van een serie over Moreel Leiderschap. Mijn eerste column ging over Morele Leiders in de Samenleving, de tweede over Professioneel Moreel gedrag.  Columns die volgen gaan over interpersoonlijke moraliteit en morele zelfsturing.

Moreel Leiderschap op de Werkplek: Integriteit aan de top als lichtend voorbeeld

De topleider. Het gezicht van het bedrijf naar buiten toe, degene die intern samenhang brengt en de initiator voor innovatie. Het boegbeeld.

Het bedrijf steekt er alle tijd, geld en energie in om de juiste topman of topvrouw aan te trekken. Er wordt talentmanagement ingezet om sleutelfiguren op strategische posities in een organisatie te krijgen en te behouden. Want de organisatie weet zelf wel welke enorme invloed leiderschap heeft op datgene waaraan leiding wordt gegeven.

Topmannen en topvrouwen verleiden

Torenhoge salarissen, bonussen en speciale arbeidsvoorwaarden worden een potentiele CEO voorgehouden. We willen haar of hem naar die specifieke top lokken en daar liefst ook voor een tijd houden. De majestueuze vogel wordt op deze manier gelokt.

“Het kan niet anders”, zeggen de bedrijven. “Concurrentie dwingt ons ertoe. We willen de beste topman of topvrouw aantrekken en als we minder bieden, wordt die door andere bedrijven voor onze neus weggekaapt. De salarissen zijn slechts marktconform.”

Marktconform dan wel voor de markt van topfunctionarissen, zou ik willen zeggen.

Visie bepalen

Genesteld op de top overziet de nieuwe leider het geheel beneden en bepaalt een visie voor de toekomst van het bedrijf. Hij of zij bepaalt samen met de board van de company een strategie om nieuwe markten te veroveren of om bestaande te consolideren. En zet zo nodig een cultuurverandering in binnen de organisatie. In de meeste gevallen om soepeler in de moderne markt te kunnen opereren. Hij of zij stoot onderdelen af, haalt managementlagen weg, ontslaat mensen en neemt weer anderen aan. Zo wordt de vlucht naar voren ingezet.

Waarde en waarden

Dit is een tijdperk waarin de macht van aandeelhouders binnen commerciële bedrijven sterk is toegenomen. En non-profit organisaties zijn ook veel meer aan marktwerking blootgesteld. Daarmee zijn organisaties in het algemeen meer en meer op winstmaximalisatie gericht. En hebben daarmee, zo lijkt het, een korte termijn visie voor het bedrijf.

Niet zozeer gericht op bestendiging en uitbouw van de waarde van de organisatie. De waarde van het bedrijf zelf, de waarde van het bedrijf voor de medewerkers die er werken, de waarde van het bedrijf voor de samenleving, Niet zozeer gericht op de waarden die het bedrijf vertegenwoordigt.

Een lange termijn visie heeft in de meeste gevallen slechts betrekking op de financiële resultaten in een steeds veranderende markt.

Moreel leiderschap: Worden de juiste vogels gelokt?

Maar is de nieuwe topman of topvrouw ook niet de morele leider van het bedrijf? Welke eisen worden er door organisaties dan aan de integriteit van nieuwe leiders gesteld? En aan het talent om de gewenste ethische cultuur neer te zetten?

Geven bedrijven met bovenstaande incentives ook wel het juiste signaal af en trekken ze er wel de morele leiders mee aan?

Wat betreft de invloed van macht, schrijft Ronald Reggio, professor in Leiderschaps- en Organisatie- psychologie, op Psychology Today (2009): “Leiderschap heeft veel te maken met macht en invloed. Leiders gebruiken hun macht om dingen voor elkaar te krijgen. Er is een eenvoudig onderscheid te maken tussen twee vormen van macht. Sociale macht is macht ten bate van anderen. De andere vorm van macht wordt persoonlijke macht genoemd en die wordt gebruikt voor persoonlijk gewin. Belangrijk is dat de twee machten elkaar niet uitsluiten. Een leider kan zijn of haar macht gebruiken ten bate van anderen, maar er tegelijk ook persoonlijk bij winnen. Het duidelijke probleem ontstaat wanneer persoonlijke macht overheerst en de leider er zelf bij wint, vaak ten koste van degenen aan wie leiding wordt gegeven.

Wat betreft een onderzoek naar de onbewuste verbinding tussen geld en onethisch gedrag haalt Mandi Woodruff op Business Insider (2013) Kristin Smith-Crowe aan. Zij is bijzonder hoogleraar Gedrag in Organisaties: “In het geheel genomen, hadden deelnemers aan het onderzoek die geld gerelateerde taken hadden gekregen, een grotere waarschijnlijkheid om onethische intenties, beslissingen en gedrag te laten zien. Wat er gebeurde was dat alleen al de blootstelling aan het begrip geld de manier waarop de deelnemers dachten, beïnvloedde. De geld cues brachten bij de deelnemers zelf een business beslis model in werking, wat betekende dat zij zich richtten op een kosten bate analyse en die inzetten om hun eigenbelang na te streven, in plaats van dat zij op een bredere manier over dingen nadachten.

Dus, als je zou kunnen zeggen dat geld en macht het najagen van het eigenbelang bevorderen , zijn de nadruk op bonussen en een topsalaris dan de juiste middelen om integere topfunctionarissen te verleiden op de top plaats te nemen?

Welk concern heeft trouwens recent een topman of topvrouw aangenomen, mede om diens integere gedrag?

Duurzaamheid

Als samenleving willen we juist op de top van bedrijven met invloed (profit en non-profit) zuivere professionals die zonder cynisme staan voor hun vak. Die het werken op topniveau intrinsiek motiverend vinden en de positie zelf eervol genoeg.

Als bedrijven zoveel praten over duurzaamheid, waarom ligt de focus dan ook niet meer op behoud van de waarde en de bescherming van de waarden van een bedrijf? En is moreel leiderschap daar niet sterk mee verbonden?

Het blijkt uit onderzoek dat we gelukkiger zijn als we werken in een ethisch zuiver klimaat. En de resultaten voor het bedrijf zelf en de samenleving zijn op de lange termijn ook beter.

Het ethisch klimaat op het werk gaat van de leider uit

Moreel leiderschap door de leidinggevende is essentieel voor de morele oordeelsvorming van medewerkers. Het is duidelijk dat het ongewenst en onethisch gedrag op het werk effectief kan helpen tegengaan. Dit schrijft ook de Nederlandse psycholoog Leonie Heres in haar promotieonderzoek uit 2014. (De Psycholoog, maart 2016): “Doeltreffend sturen op integriteit door de leidinggevenden, heeft ook een positief effect op het werkklimaat: medewerkers zijn bijvoorbeeld meer bereid zich voor elkaar en de organisatie in te zetten en ze presteren ook beter in hun werk.”

Wat is moreel leiderschap?

Heres definieert moreel leiderschap als volgt:

Bij moreel leiderschap gaat het om de karaktereigenschappen, besluitvorming en gedragingen die een leider laat zien om anderen te stimuleren zich te gedragen in overeenstemming met de morele waarden en normen die gelden in de bredere sociale context waarin men opereert (Heres, 2014)”.

Zij baseert zich op het onderzoek van anderen wanneer zij schrijft dat een moreel leider zelf iemand is :

“…met hoge ethische standaarden, die diepgewortelde principes en waarden heeft en deze verdedigt, ook als er veel op het spel staat of anderen druk uitoefenen om de eigen morele grenzen te overschrijden (Trevino et al., 2003).”

Vervolgens wordt op transparante wijze een afweging gemaakt, die zich vertaalt in consequent en consistent integer handelen (Frisch & Huppenbauer, 2014; Trevino et al. 2003).’”

Voorbeeldgedrag van de morele leider

Leidinggevenden nemen als moreel manager maatregelen om actief op ethisch gedrag te sturen.  Maatregelen als ‘gedragscodes, audits, trainingen en zelfs gespecialiseerde integriteitsbureaus en integriteitsfunctionarissen om hun medewerkers te doordringen van de heersende waarden en normen van de organisatie (Heres, 2016) ’  Heres schrijft dat op deze manier leidinggevenden bijvoorbeeld fraude, intimidatie, pestgedrag en verkeerd declaratiegedrag willen tegengaan. Net als het aannemen van grote geschenken en andere schendingen van integriteitsnormen.

Heres maakt daarbij echter de kanttekening dat deze maatregelen alleen een positief en duurzaam effect zullen hebben, als de leidinggevende deze maatregelen ook ondersteunt en bekrachtigt met zijn of haar eigen voorbeeldgedrag en leiderschap. Net zoals kinderen in hun opvoeding bij hun ouders sterk letten op wat die zelf als voorbeeldgedrag laten zien, zou ik zeggen.

Hoe wordt ethisch gedrag bij medewerkers bevorderd?

Wil een moreel leider effectief zijn, dan moet die zorgen dat zijn of haar gedrag ook daadwerkelijk zichtbaar, frequent en opvallend genoeg is om als voorbeeld te kunnen dienen voor medewerkers. Ook consistente beloning of bestraffing van gedrag vanuit de leiding is belangrijk om medewerkers duidelijk te maken welk gedrag wel en niet wordt geaccepteerd.

Ook blijkt expliciete communicatie over principes, waarden en normen van belang. De morele leider moet zijn medewerkers niet zozeer instrueren wat ze moeten doen, maar gaat er wel het gesprek met hen over aan. Daarin wordt duidelijk wat de morele afwegingen zijn bij het nemen van bepaalde beslissingen. Hij of zij vertelt bijvoorbeeld, zo schrijft Heres, over eigen morele dilemma’s en hoe hij of zij tot een bepaalde beslissing is gekomen. Hij stimuleert zijn medewerkers verder door vragen en kritische kanttekeningen om zelfstandig na te denken over morele kwesties en oplossingen.

Medewerkers gaan aan de hand van praktijkvoorbeelden begrijpen en doorvoelen wat er van hen verwacht wordt. En met alle door medewerkers uitgevoerde, morele handelingen tezamen wordt tacid knowledge, impliciet kennis, opgebouwd. Kennis die zelf weer verder bijdraagt aan de ethische bedrijfscultuur. Kennis die ook als emotioneel kapitaal van een bedrijf kan worden gezien.

Wat is het bewuste integere gedrag van de moreel leider?

Het is verleidelijk om direct en precies voor ogen te hebben wat integer gedrag bij een leidinggevende inhoudt. Maar dat zou te simpel zijn. Wat integer gedrag inhoudt, is afhankelijk van de morele normen en waarden die gelden in de bredere sociaal-maatschappelijke context waarin de leider zich bevindt, zo schrijft Heres. En het integere gedrag is dus afhankelijk van het oordeel van de direct en indirect belanghebbenden van binnen en buiten de organisatie. Cross-cultureel leiderschapsonderzoek laat daarnaast ook zien dat moreel leiderschap – net als leiderschap in het algemeen – diverse betekenissen en uitingsvormen kent in verschillende omgevingen. Het heeft dus wel algemene kenmerken, maar staat zeker niet vast.

Interactie en dynamiek

Invulling geven aan moreel leiderschap op de werkvloer gaat dus over interactie tussen de leidinggevende en diens medewerkers. Dit lijkt zeker nodig in beroepen waar het werk een grote invloed heeft op collega’s, cliënten, de organisatie of de samenleving als geheel. Dan willen medewerkers ook gesprekken over de morele waarden en principes die leidend zouden moeten zijn voor de keuzes die ze maken in hun werk. Helemaal als individuen zelf een leidinggevende rol hebben en ook meer en ernstiger morele dilemma’s ervaren. Zij verwachten van de leidinggevende een meer expliciete en proactieve aanpak en aansturing op integriteit dan medewerkers die geen leidinggevende taken hebben. De ruimte die medewerkers krijgen om moeilijke kwesties in een veilige sfeer te bespreken en aan te kaarten en om te leren van gemaakte fouten, is ook erg belangrijk.

Leidinggevenden zouden volgens Heres veel nadrukkelijker bij medewerkers zelf te rade moeten gaan over hoe ze willen dat moreel leiderschap in de organisatie vorm krijgt. Door daarover met medewerkers in gesprek te gaan, ontwikkelt de moreel leider met zijn medewerkers een gezamenlijke visie op wat ethisch gedrag binnen de organisatie inhoudt.

Toch weer de integriteit van de moreel leider: de weerbarstige praktijk

Alles op het vlak van moreel leiderschap is echter afhankelijk van de persoonlijke integriteit van de leider van een bedrijf en van diens consequente en zichtbare voorbeeldgedrag. Maar nu laat onderzoek zien dat leidinggevenden zich wat dit betreft vaak overschatten: ze hebben een positiever beeld van hun voorbeeldgedrag dan hun medewerkers dat hebben.

Dit lijkt op het gebrek aan inzicht in het eigen gedrag die we als mensen in het algemeen hebben (Argyris (1974). Zie ook mijn vorige column over professioneel moreel gedrag.

Tezamen zet het aan het denken over de rol van leiders in de praktijk in het implementeren en behouden van een bedrijfscultuur waarin ethisch gedrag de standaard is.

Wat als de leidinggevende zelf geen ethisch gedrag heeft?

Hoe kan een organisatie dan werkelijk ethisch gedrag bevorderen als het voorbeeldgedrag van de leider zelf niet ethisch is? Wat is het effect op de medewerkers dan van al die maatregelen? Het effect van gedragscodes, audits en integriteitstrainingen?

Chris Argyris schrijft in On Organizational Learning (1992): “Als het een criterium van incompetentie is, dat men zich zelf gedraagt op een manier die men anderen ontraadt, zou het optreden van de diegenen die dat doen incompetent kunnen worden genoemd.’”De morele leider die als leider zelf niet voldoet aan het ethische gedrag dat hij zijn medewerkers min of meer oplegt is wat dat betreft  dus incompetent.

Argyris gaat echter nog verder: “Wanneer mensen stellingen verkondigen over de manier waarop iedereen zich onder bepaalde omstandigheden zou moeten gedragen, maar zelf niet handelen in overeenstemming met die stellingen en niettemin geloven dat zij dit wel doen, dan scheppen zij onrechtvaardige situaties.” De morele leider die als leider zelf niet ethisch handelt en dit ook niet bij zichzelf herkent, creëert dus ook onrechtvaardigheid op het werk.

Maar zegt Chris Argyris: “Onrechtvaardigheid is een double-loop probleem, en nu juist het leerdomein waarvoor mensen zo zijn geprogrammeerd dat zij daarin niet zo effectief zijn.” Het double loop leren dat betrekking heeft op het herzien van de eigen aannames en waarden en normen (door het ontdekken van fouten en die te herstellen), zal binnen organisaties nooit vanzelf plaatsvinden. En zeker niet als het gaat om waarden die te maken hebben met de manier waarop mensen met elkaar omgaan.

De moeilijkheid is, dat het diepe double loop leren voor iedereen een goed idee lijkt, wanneer de informatie niet bedreigend is. Zodra het echter bedreigend voor ons wordt, lijken we ons te verzetten en wordt ons leren weer oppervlakkig.  We vallen weer terug op onze aloude denkschema’s.

Ook Argyris is van mening dat interventies op het gebied van double loop leren, en zeg ik, dus ook van moreel leren, moeten beginnen op het hoogste machtsniveau van de organisatie. Met leiders met voldoende zelfstandigheid om het geleerde in praktijk te brengen. Dus eerst op individueel niveau om daarna door te dringen op organisatieniveau.

Maar als die morele leiders zelf vervolgens niet in staat zijn tot double loop leren, dan zullen zij onmiskenbaar binnen hun bedrijf omstandigheden scheppen die double-loop leren belemmeren. Dan wordt er onbewust tegengewerkt dat er gezamenlijk diepgaand wordt geleerd op het gebied van ethisch gedrag.

Er zijn dan bijvoorbeeld wel integriteit trainingen, maar die worden niet door de juiste trainers gegeven en de inhoud is vrijblijvend. Er is wel een ethische code, maar de toepassing daarvan leidt voor werknemers niet tot diep leren over de bedrijfsethiek. In theorie mag er door medewerkers kritiek op het ethisch beleid worden geleverd en wordt aangeraden om misstanden te melden.

Maar de manier waarop er in de praktijk bijvoorbeeld door bedrijven met klokkenluiders wordt omgegaan, laat een heel andere realiteit zien. In de meeste gevallen heeft dan een sterke groupthink binnen het bedrijf het gevolg dat de klokkenluider zelf gemarginaliseerd wordt. En het is de leiding die de klokkenluider uiteindelijk meestal ontslaat of hem of haar overplaatst.

De vogel aan de top

Dit zet weer aan het denken over de leider aan de top. Welke vogel willen we eigenlijk dat er sierlijk neerstrijkt op de top. Willen we werkelijk dat zijn scherpe blik transparantie en verandering binnen ons bedrijf brengt? Dat het een sterke vogel is?

En als we dat werkelijk willen, zal die dan trouwens niet uit zichzelf op onze top neerstrijken ?

 

 

 

 

Reflecties op moreel leiderschap – deel 2: Professioneel moreel gedrag: varen op ons morele kompas

De zoektocht naar intrinsieke moraliteit

Dit is de tweede column van een serie over Moreel Leiderschap. Mijn eerste column ging over Morele Leiders in de Samenleving. Columns die volgen gaan over interpersoonlijke moraliteit en morele zelfsturing.

Professioneel moreel gedrag: varen op ons morele kompas.

Diep van binnen peilen wat de juiste morele richting is

Dat doet de agent die laveert tussen de wet op de privacy en zijn wens om een burger te helpen. De chirurg die moet beslissen of hij deze operatie op een doodzieke patiënt nog wel uit moet voeren, de accountmanager in de farmacie die twijfels heeft over de kwaliteit van het product dat hij moet verkopen.

Alle drie hebben ze hun morele kompas in hun hand genomen. Het morele kompas dat richting geeft als er sprake is van ethische dilemma’s. Om als professional uit gevaarlijk diep en ondoorgrondelijk water te blijven en verraderlijke kliffen te omzeilen die het vak kunnen beschadigen. Om uiteindelijk weer op open zee in helder weer verder te reizen.

Integriteit

De agent, de arts en de accountmanager wegen alle drie verschillende kanten en belangen tegen elkaar af.  Ze twijfelen. Ze denken na waar hun vak in de basis voor staat, aan de eed die ze misschien in het verleden hebben afgelegd en proberen de juiste keuze te maken. Ze zouden gewetenswroeging krijgen of in ieder geval een onaangenaam gevoel over zichzelf, als zij uit verbinding raken met hun professionele morele uitgangspunten. Omdat zij ooit gemotiveerd voor hun vak hebben gekozen. En dat vak integer uit willen voeren.

En hoewel lezen van het morele kompas lastig is, die twijfels onaangenaam aanvoelen en de opkomende vragen niet eenduidig te beantwoorden zijn, weten de drie dat ze er niet omheen kunnen. Want gebruik van het morele kompas geeft hun vak ook diepte en betekenis en maakt het beroep een consistent geheel.

Professioneel moreel gedrag gaat verder dan alleen het omgaan met ethische dilemma’s, waar overigens alleen al een boek over vol te schrijven is.

Eerlijkheid en betrouwbaarheid

Het gaat bijvoorbeeld ook om de vraag of de directeur van de organisatie in zijn gedrag laat zien dat  hij zich verbonden voelt met de organisatie door zich oprecht voor die organisatie en zijn personeel in te zetten. Dit als een constante in zijn gedrag laat zien.

Het gaat om onderlinge collegialiteit en morele principes als recht doen aan ieders bijdrage, geen ideeën van elkaar stelen, fouten erkennen en vertrouwelijke informatie vertrouwelijk houden. Je zou het professionele eerlijkheid en betrouwbaarheid kunnen noemen.

Dienstbaarheid aan het vak

Het is  wellicht meer voelbaar dan precies met de vinger aan te wijzen. Maar professioneel moreel gedrag gaat ook over in je beroepsuitoefening net iets meer doen dan strikt in je functieomschrijving staat omschreven. Omdat de situatie er in jouw professionele visie om vraagt.

De advocaat van een chique kantoor die wel die arme cliënt aanneemt, omdat diens situatie schrijnend is en hij voor hem een verschil kan gaan maken. De arts die net een gaatje in het spreekuur vindt, ook al is het razend druk, omdat de patiënt in paniek is.  De coach die een gratis extra sessie biedt, omdat de cliënt nog een kleine stap moet maken om werkelijk tot volle professionele bloei te komen.

Je zou het dienstbaarheid aan het vak kunnen noemen, waarbij wij niet calculerend zijn en we ons ego iets kleiner maker dan waar we in ons vak voor staan. Dan komen wij als professional tot schoonheid. En ons gedrag maakt dat mensen die van onze diensten gebruik maken, vertrouwen hebben in ons vak. Omdat ze voelen dat de menselijke maat wordt toegepast en ons eigenbelang niet leidend is.

Zuiverheid

Professioneel moreel gedrag is ook de directeur die de briljante en gemotiveerde sollicitant aanneemt en niet degene die het best in zijn huidige organisatiecultuur past. De wetenschapper die de resultaten van zijn onderzoek publiekelijk niet groter maakt dan ze zijn. De zelfstandige coach die de cliënt duidelijk uitlegt dat het probleem waar die mee komt, zijn expertise niet is. Dit zou je zuivere professionele motieven kunnen noemen.

Plaatsbepaling met het morele kompas: de ethische gedragscodes

In het algemeen wordt het in de meeste culturen als een persoonlijke keuze gezien of je jezelf houdt aan consistente morele en ethische standaarden. We kunnen die verantwoordelijkheid als professional dus niet ontlopen.

Wel zijn er voor veel beroepen specifieke ethische gedragscodes geformuleerd: bijvoorbeeld binnen het juridisch werkveld, in de medische wereld, in de strijdmacht etc. Vaak zijn er klachten procedures verbonden aan die ethische gedragscodes en tuchtcolleges.

Daarmee hebben we als professionals richtlijnen die ons helpen om met ons moreel kompas onze plaats te bepalen met betrekking tot de dilemma’s die we in het werk ervaren. Ze zijn de bakens in de morele woelige baren of in de praktijk de toetsstenen voor onze morele keuzes. En we worden erop afgerekend als we ons er in de ogen van klanten, collega’s of leidinggevenden niet aan houden.

Het is voor de professionele ontwikkeling van een vak van het allergrootste belang dat er ethische gedagscodes zijn geformuleerd. Vooral bij beroepen waar vertrouwelijkheid een grote rol speelt, belangenverstrengeling de uitvoering van het vak corrumpeert en het werken met kwetsbare informatie van klanten onderdeel uitmaakt van het werk. De ethische gedragscodes ontstaan vaak naar aanleiding van eerder gemaakte fouten die tot onrecht hebben geleid. En waar later over nagedacht is hoe die in de toekomst kunnen worden voorkomen.

Praktische uitvoering

Vervolgens lijkt de uitvoering van die gedragscodes en de manier waarop met ethische dilemma’s in de praktijk wordt omgegaan, weer te leiden tot de ontwikkeling van een professioneel moreel geweten. Door de manier waarop professionals de ethische gedragscodes toepassen in hun contact met cliënten, door de manier waarop een organisatie optreedt bij klachten van cliënten en door de wijze waarop collega’s in hun samenwerking handen en voeten geven aan de ethische richtlijnen.

In de dagelijkse werkpraktijk, dus door menselijke interactie, wordt zo tacid knowledge (Michael Polanyi) opgebouwd: onbewuste, impliciete ethische kennis. Die onbewuste kennis bevat onze professionele morele waarden, onze ervaringen en onze professionele attituden.

Zo ontstaat voor ieder vak een specifieke beroepsethische cultuur waar ook buitenstaanders blind op vertrouwen. Nog steeds worden er missers gemaakt, dat weet iedereen, maar er is een ‘kritische massa’ van beroepsethiek die leidend blijft.

Kritische massa

Deze kritische massa zou je onze professionele morele identiteit kunnen noemen.  Hoe sterk die is, komt bijvoorbeeld naar voren in de manier waarop er door verschillende professies met schandalen wordt omgegaan. In de politiek, bij grote autoconcerns en bijvoorbeeld in de levensmiddelen industrie. Hoe diep wil men gaan om werkelijk schoon schip te maken? Wat is het waard om terug te keren tot de oorspronkelijke morele uitgangspunten?

Als die kritische massa te licht blijkt, worden er soms door organisaties maatregelen genomen om het imago te herstellen. Meer niet. Het publiek voelt dat direct aan en het gevolg is dat het beroep aan geloofwaardigheid en respect inboet. Zoals wellicht is gebeurd in de bancaire wereld.

De weerbarstige praktijk van het werkveld: het morele gedrag

De mens is naar mijn idee een oneindig gecompliceerd wezen, een mengeling van goede en kwade tendensen die een balans zoeken. En daarmee is ook de professional een vat vol tegenstrijdigheden die het ene wil, maar in werkelijkheid het andere doet. We identificeren ons wel degelijk met de mores en de ethische beginselen van ons vak, we kunnen die zelfs sterk uitdragen, maar desondanks is ons eigen gedrag toch niet altijd ethisch.

We zien dit alleen meestal zelf niet. Vraag aan uw naaste collega of hij vaart op zijn professioneel moreel kompas en hij zal waarschijnlijk bevestigend antwoorden. Bij zijn collega’s ziet hij echter wel ongerechtigheden op dit vlak. En mogelijk vindt u weer dat uw collega zichzelf op dit vlak overschat.

Discrepantie

Mensen hebben over het algemeen minder zicht op hun eigen gedrag, zoals ook Chris Argyris en Donald Schön in 1974 al hebben aangetoond. Als professionals weten we vaak nog wel welk ethisch gedrag idealiter van ons verlangd wordt of wat we zelf neer willen zetten. Dit noemen Argyris en Schön de ‘theory-of -practice’: Hoe jij denkt dat de professionele manier van handelen in die morele context eruit zou moeten zien. Wat mensen zeggen dat ze in een bepaalde praktische situatie werkelijk doen (‘espoused theory’), is dan vaak weer wat anders. En wat anderen zien dat we daadwerkelijk doen is weer anders. (‘theorie-in-use’). Van die discrepantie tussen onze espoused theorie en onze theory-in-use, zijn wij ons meestal niet bewust. Daarom worden wij niet zo scherp aangestuurd door ons moreel kompas als we wellicht denken. En zien anderen scherper hoe wij navigeren door de morele zee.

Dit lijkt er wel op te wijzen dat het onvoldoende is om alleen een ethische code te ontwikkelen om professioneel moreel gedrag vorm te geven. Daarvoor is het nodig dat er binnen organisaties door leidinggevenden wordt aangestuurd op ethisch gedrag en dat intercollegiale gesprekken en ervaringsleren op gang komen om gezamenlijk te kijken naar wat er in de ethische werkpraktijk gebeurt.

Dit bespreek ik in mijn volgende column: Moreel Leiderschap op de Werkplek.

Reflecties op moreel leiderschap – deel 1: Moreel leiderschap in de samenleving

De zoektocht naar intrinsieke moraliteit

Dit is de eerste column in een reeks over moreel leiderschap: Morele leiders in de samenleving.

Columns die volgen gaan over professioneel moreel gedrag, inter-persoonlijke moraliteit en morele zelfsturing.

Morele leiders in de samenleving

Is het genoeg om moreel besef aan het individu over te laten, aan bestaande maatschappelijke structuren en systemen of hebben we in de samenleving morele leiders nodig? Leiders die de krachten in de samenleving analyseren, doorzien waarin de pijn en het onrecht schuilt en dan een strategie uitzetten naar een in hun ogen nodige weg tot verbetering? En zo ja, wat kenmerkt die leiders?

Wat maakt dat bijvoorbeeld iemand als de anti maffia rechter Giovanni Falcone in de jaren tachtig van de vorige eeuw op Sicilië opstaat en tegen alles in vasthoudt aan zijn strijd tegen de maffia, waarvan hij weet dat hij die met de dood gaat bekopen? Zou je deze rechters voor Italië morele leiders kunnen noemen? Het lijkt erop dat zij hun intelligentie en hun talent voor professionele innovatie hebben ingezet voor een zaak waar ze wat betreft hun persoonlijke leven niet alleen niet beter, maar zelfs veel slechter van werden.

Om de glans van de roem kan het hen in ieder geval niet zijn gegaan. Want het grote publiek lijkt ook nu nog met name aangetrokken te worden door de romantiek van de maffia zelf, gezien het succes van TV series, boeken en films over de maffia. Daar kan een antimaffia magistraat het niet om te doen zijn geweest. De uitstraling van Al Capone in Italiaans maatpak blijkt nog altijd begerenswaardiger voor het publiek dan Giovanni Falcone achter zijn bureau omringd met dossiers.

Vanuit een psychologisch standpunt

Maar zijn diegenen die zich bezighouden met de strijd tegen de maffia vanuit een psychologisch perspectief eigenlijk niet veel interessanter? Wat maakt dat zij niet meegaan met hun omgeving, maar die andere positie innemen? En geldt die onafhankelijke en mogelijk ook eenzame positie niet voor alle morele leiders in de samenleving?

Als je, om bij dit voorbeeld te blijven, Falcone een morele leider zou noemen, in dit geval in zijn gevecht op leven en dood tegen de maffia, wat betekent hij dan voor de samenleving? Als  je de beelden ziet van de woede en het verdriet van de Sicilianen bij de begrafenis van Giovanni Falcone in 1992, zou je zeggen heel erg veel.

Een enorme leegte blijft achter

Deze emoties laten zien wat Falcone werkelijk voor het volk betekend heeft en waar hij voor heeft gestaan. Als dit soort leiders wegvallen, laten ze een enorme leegte achter bij het gewone publiek en het is voor mensen tijdelijk onmogelijk ‘het moreel op te houden’. Dat is het verschil met de rouw om een overleden filmster of muziekster. Staat een filmster of muziekster ons van bovenaf onbereikbaar toe te blinken, een morele leider staat voor de weg naar verbetering van ons eigen lot. Waar zij naar toewerken, heeft een directe invloed op ons persoonlijke leven: op ons dagelijks leven of op onze waarden en overtuigingen met betrekking tot de samenleving waar we in leven. En als wij hen dan verliezen gedurende deze strijd of op deze weg, dan lijken we zelf tijdelijk de weg kwijt te zijn.

Leiders van de Hoop

Morele leiders in de samenleving leven de weg naar de verandering ook voor. Naar een andere wereld of naar een andere maatschappelijke realiteit. Zij zijn de leiders van de hoop en sterker nog, zij representeren die hoop voor ons.

Martin Luther King, Mahatma Gandhi en recenter Nelson Mandela: er zijn veel anderen geweest die de hoop op een betere versie van de werkelijkheid in de samenleving vertegenwoordigden. Ze hadden allemaal een intelligente en originele strategie om onrecht zichtbaar en voelbaar te maken, maar de kracht van hun leiderschap lag er toch ook in dat ze naar hun eigen waarden leefden.

Wat ons aantrekt in Nelson Mandela is niet alleen zijn volharding in zijn doel ondanks zijn gevangenschap, maar ook de waardigheid waarmee hij zijn tegenstanders tegemoet trad. Wat betreft Mahatma Gandhi is de consequente geweldloosheid van zijn methode een voorbeeld voor ons. En in het geval van Giovanni Falcone is naast zijn moedige en intelligente onderzoeksmethoden, de beheersing waarmee hij zijn beperkte bewegingsvrijheid verdroeg, voor ons bewijs van zijn uitzonderlijkheid.

Dit maakt het werkelijk voelbaar voor ons dat zij het niet voor persoonlijk gewin deden, maar dat bepaalde waarden diep in hen leefden die voor hen zo belangrijk waren, dat zij daarover geen compromis met hun omgeving wilden sluiten.

Tegen het directe eigenbelang in

Dit voorbeeldgedrag lijkt voor ons als burgers nodig om iemand als een morele leider te erkennen. Naast het resultaat van hun strategie om de samenleving te verbeteren, is het hun voorbeeldgedrag zelf dat dat we als authentiek herkennen. Want zij blijven dit gedrag volhouden, ondanks dat de omstandigheden zo moeilijk zijn. Dit onderscheidt de morele leider van de succesvolle zakenman of politicus die we voornamelijk beoordelen op resultaten en successen. Giovanni Falcone, Martin Luther King en Nelson Mandela worden echter ook bewonderd om hun authentieke gedrag dat tegen hun directe eigenbelang inging.

Ik vermoed dat wij – als samenleving – deze leiders erg hard nodig hebben om ons op het individuele vlak verbonden te voelen met de samenleving.

De rol van het publiek

‘Er is momenteel een grote behoefte aan moreel leiderschap’. Deze uitspraak, in deze of een andere vorm is hoorbaar op bijvoorbeeld social media. De verzuchtingen komen vaak na incidenten waarbij het vertrouwen in de leiders van een organisatie, in de politici van een land of in de grondslagen van de samenleving lijkt beschaamd.

  • Het rechtsgevoel van mensen die bovenstaande uitspraak doen, lijkt aangetast. Of we missen in leiders, waaronder politici, wat zo mooi ‘gravitas’ wordt genoemd. ( ‘een ernstige en waardige persoonlijkheid met diepgang. ‘(bron Wikipedia).
  • Lijden we als samenleving onder de ervaren oppervlakkigheid van onze leiders? Missen we integriteit in onze leiders? (Integriteit: De persoon beschikt over een intrinsieke betrouwbaarheid, zegt wat hij doet, en doet wat hij zegt, heeft geen verborgen agenda en veinst geen emoties.” (Bron: Wikipedia).)
  • Hebben we zelf te veel in succesvolle leiders geloofd en te weinig gewicht gegeven aan leiders met gedrag waar we een voorbeeld aan kunnen nemen? En waarom?
  • Hebben we niet zelf alleen maar financieel en innovatief succes, beroemdheid en het aantal volgers als maat der dingen genomen? En zouden we wat dit betreft als publiek een verschil kunnen maken?

Hoop vertegenwoordigen

De anti maffiarechters leken gegrepen door herstel van rechtvaardigheid zelf.  Verleid door het beeld van Italië waar men vrij van de angst en terreur kan leven die veroorzaakt wordt door een deel van de eigen bevolking. Mogelijk ontstonden er in de strijd die ze voerden onderling sterke vriendschappen en banden die ook persoonlijke en professionele bevrediging gaven. Maar dit kon nooit opwegen tegen het verlies van vermoorde collega’s, het afgeschermde leven (la vita blindata) dat ze moesten leven en de voortdurende dooddreiging.

Wat betreft Giovanni Falcone heb ik zelf de conclusie getrokken dat hij diep van binnen heeft begrepen dat wanneer hij de strijd tegen de maffia zou staken, het volk van Sicilië alle hoop op een bevrijding van de maffia voor altijd zou verliezen. En hen die hoop ontnemen, daar had hij waarschijnlijk niet mee kunnen leven.

Come gli europei potrebbero rapportarsi alla vita nel 2017: la bellezza può essere la chiave per l’appartenenza

Parijs

Non ci sono risposte facili a grandi problemi, anche se alcuni di noi sono disposti a dare le loro. E risposte facili non aiutano neanche a rimanere internamente in pista, anche se potrebbe sentire in quel modo. Il mondo non è un posto semplice ma, come l’essere umano , infinitamente complicato. Tutti noi siamo venuti a saperlo ora, suppongo.

Disconnessi
“Questo e’ ancora il mio mondo? “, ci potremmo chiedere guardando indietro ai recenti attacchi in Europa: Parigi, Bruxelles, Nizza, Monaco di Baviera – e purtroppo questa non è la fine della mia lista.
E ‘ triste ma vero che la brutta faccia della violenza sembra unire tutte le magnifiche culture europe in questo momento attraverso la nostra sofferenza, l’ansia ed il dolore. Ed allo stesso tempo la profonda bellezza di ciascuna delle culture potrebbe offrirci la possibilità di fuga, la via d’uscita dal nostro sentimento di “unheimisch” , di estraneità, di disconnessione.
Lo psicologo e filosofo italiano Piero Ferrucci descrive nel suo libro Beauty and the Soul (La Bellezza e l’Anima ) (2009), cosa succede quando ci sentiamo vuoti, scoraggiati e, peggio di tutti, fuori luogo. Siamo chiusi nel nostro mondo interiore, ci sentiamo disconnessi; siamo ‘agli arresti domiciliari’. Questo accade spesso quando gli altri non si comportano come noi pensiamo si dovrebbero comportare, quando sentiamo tanto dolore o quando siamo stanchi. Quando non ci riferiamo più al modo di pensare altrui.

Vivere la bellezza
E ‘ di vitale importanza per noi stessi in momenti come questo, di liberarsi dagli ‘arresti domiciliari’ ed aprirsi al nuovo. Ferrucci sottolinea la relativa facilità di vivere la bellezza come un modo per elevare noi stessi in questo senso. ” Vivere la bellezza è una vittoria sullo scoraggiamento “, come dice lui .
Nel nostro disorientamento potremmo tendere a pensare che è saggio contrastare il male con il bene, se abbiamo l’energia, per neutralizzare i suoi effetti dannosi . Ma ci sono persone molto sagge (come lo scrittore russo Dostoevskij) che dicono qualcosa di diverso : “La bellezza annulla il male”.
Vivere la bellezza è anche, a parer mio, il modo più personale e facile per elevarsi dalla pesantezza , dall’ingiustizia e per creare spazio mentale. Essa ci porta anche a celebrare la vita e ad essere ancora buoni verso altre persone.

Serbatoio europeo
Che conforto sapere di avere così tanto di questa roba preziosa in Europa! Che serbatoio pieno di medicine per il nostro sconforto!
Quindi spero sinceramente che in questi giorni voi siate in grado di vivere la bellezza dei prati verdi della Gran Bretagna, la bellezza dei magnifici edifici di Parigi o la bellezza del Mar Mediterraneo a Nizza .
Spero che siate commossi dalla bellezza del volto attento di un buon amico a Monaco di Baviera, che vediate la bellezza dei colori del buon cibo in Italia e che godiate della splendida atmosfera ironica di Bruxelles.
E che pensiate in questi momenti quello che penso io quando vedo le enormi nuvole quasi-Vermeer nei Paesi Bassi:
“Sì, vi appartengo! Questo è ancora il mio mondo. ”

Carmen Barnhoorn MSc
ICF International Coach, Psicologa, Facilitatore
L’adattamento del testo in lingua italiana: Emanuela Fulli

Fonti per l’articolo
Ferrucci, P. (2009) Beauty and the Soul: The extraordinary power of everyday beauty to heal your life. New York, Jeremy P. Tarcher/Penguin.
Campbell, J. The Hero’s Journey (2003) , Joseph Campbell on His Life and Work, Novato, New World Library.
Dostoevskij, F., De Idioot, (2013), Amsterdam, Van Oorschot.

Leren vanuit Vertrouwen

vertrouwen

Hoe brengen we kwalitatief goede professionele gesprekken op gang, waarbij vertrouwen en veiligheid werkelijk gewaarborgd zijn? Dit blijft voor mij als facilitator een inspirerende vraag. Vertrouwen en veiligheid zijn een voorwaarde om als deelnemer aan het professionele gesprek kwetsbaarheid te kunnen tonen en een voorwaarde om diep te kunnen leren.

Onderzoek van aannames
Leren aan de oppervlakte, waarbij je vanuit je gebruikelijke aannames een praktische oplossing voor een probleem zoekt, is soms gewoon nodig en nuttig. Maar leren waarbij je die eigen aannames juist onderzoekt, komt natuurlijk veel dichter bij jezelf, roept meer onzekerheid en angst op en vraagt daarom meer van de leeromgeving. Daarmee ook van de facilitator en van de gebruikte tools. Intervisie leiden noem ik daarom, net als coaching, een ‘professionele kunst’.

InteractionViewer
Vorige week had ik een interessant gesprek in Leiden met mijn collega Hans Paul Sparenberg. Hij ontwikkelde de InteractionViewer een online tool om intervisiecasussen vooraf goed uit te werken. Het is ook mogelijk die (later) in te zetten voor andere gespreksvormen. Het interessante voor mij is dat deze tool gebaseerd is op cognitief psychologische uitgangspunten. Daarmee valt al in het begin van intervisie een grote slag te maken: de casus wordt vooraf, diep uitgewerkt (de intervisie is al begonnen!) en het bevordert de commitment, de discipline van de inbrenger. Het stimuleert ook om al over zijn of haar aannames na te denken. En je doet het online!

Hans Paul en ik gaan samen met Sibrenne Wagenaar op 7 maart via de Losmakers een webinar leiden waarbij we met collega’s gaan onderzoeken hoe deze tool voor ons werkt. Een kleine pilot en natuurlijk geen echte intervisie, maar ook nu wil ik onderzoeken hoe we de kwaliteit van dit professionele gesprek zo hoog mogelijk kunnen houden. Dus: Hoe blijft het veilig, wat is er nodig om vertrouwen op te bouwen en, misschien nog belangrijker, dit vertrouwen ook waar te maken?

Drie tools met betrekking tot Online Intervisie

online intervisie tools

1. Emtbe.com oftewel e-intervisie. Het is een tool die intervisie:

online intervisie 1

  • Schriftelijk uitvoert en asynchroon.
  • Maakt gebruik van 9 bekende verschillende intervisiemethoden, zoals Balint, incidentmethode, tien-stappen etc.
  • De facilitator maakt een groep aan, voert gegevens deelnemers in en plant de tijdspanne van de fasen.
  • De facilitator start het intervisieproces en bewaakt de voortgang door de verschillende fasen van de methodiek heen. Maar de digitale omgeving structureert zelf die fasen.
  • De facilitator stuurt af en toe vanuit de portal mails om de voortgang van de intervisie te bewaken. De rol van de facilitator is nog steeds belangrijk en gepleit wordt voor een aparte facilitator.
  • Het schrijfproces dwingt deelnemers de vragen goed te formuleren.
  • De mails lopen via een beveiligde server. Het proces is dus in digitaal opzicht veilig en vertrouwelijk.
  • De gehele intervisiegroep, met facilitator, wordt weer beheerd door E-intervisie BV. Een ingreep kan plaatsvinden bijvoorbeeld bij uitval van de facilitator.
  • De tool kan ook documenten opslaan.
  • De tool maakt de logistiek van intervisie handig en overzichtelijk en garandeert de voortgang.
  • De intervisie kan van over de hele wereld plaatsvinden.
  • De tool is beschikbaar in Nederlands, Frans en Engels.
  • Er vindt binnen de tool geen synchrone interactie plaats. Dit kan wel in de intervisiegroep in een F2F bijeenkomst, naast de tool plaatsvinden. Zo kan de tool een aanvulling zijn op F2F intervisie bijeenkomsten.
  • Om de tool te kunnen toepassen moet een groep liefst eerst bekend zijn met F2F intervisie. Uiteindelijk kunnen er binnen een intervisiegroep bijvoorbeeld 3 F2F bijeenkomsten zijn en 5 digitale sessies.
  • De tool kan ook voor supervisie gebruikt worden.
  • De tool kost 250 euro per jaar (basislicentie), of 1500 euro voor organisaties.

 

2. Interaction Viewer oftewel iV. Het is een tool die intervisie:

online intervisie 2

  • Ziet als een toepassing voor online kwalitatieve dataverzameling.
  • De tool kan bijvoorbeeld ook toegepast worden in de verkennende fase van strategieontwikkeling of conflictmanagement.
  • De tool heeft een cognitief psychologische, wetenschappelijke basis en past die kennis toe op het gebied van oordeelsvorming.
  • Het richt zich op het plannen van de bijeenkomsten en het voorbereiden, delen en verdiepen van de casussen.
  • De tool werkt niet met een bepaalde intervisiemethode.
  • Het doel is om online sterke casussen te creëren, die voor de bijeenkomst gedeeld kunnen worden. De uitgewerkte online casus kan ook tijdens de F2F bijeenkomst op een beamer getoond worden.
  • De tool stelt vragen aan de inbrenger over zijn nog uit te werken casus, doet de situatie verkennen, laat met antwoorden schuiven en ze (her)groeperen. De tool werkt ook visueel, maar is gebaseerd op tekst.
  • Uiteindelijk ontstaat een door de inbrenger uitgewerkte casus, die vooraf digitaal gedeeld wordt met de deelnemers en die ingebracht gaat worden bij de F2F bijeenkomst.
  • De online tool bevordert dus het prework voor de F2F intervisie van zowel de inbrenger als de deelnemers.
  • De tool bevordert de discipline van het intervisieproces wat betreft de analyse van casus en ook wat betreft de planning van de bijeenkomsten.
  • De tool maakt de opbouw van een casusbestand mogelijk van waaruit geleerd kan worden door de groep.
  • De tool biedt het formuleren van ‘lessons learned’.
  • Tijdens het proces is altijd ondersteuning beschikbaar vanuit iV.
  • De tool kost 37,50 euro per maand.

 

3. Zoom oftewel Zoom.us. Het is een tool die online synchroon werken mogelijk maakt en:

online intervisie 3

  • Gebruikt wordt als een alternatief van bijvoorbeeld Skype, omdat het stabieler is en meer mogelijkheden heeft.
  • Het biedt ook een meer zakelijke werk/leer omgeving.
  • Het wordt gebruikt voor webinars, coaching, synchrone online leergroepen etc.
  • Het heeft daarnaast een chatfunctie, een whiteboard, screenshare, je kan Powerpoint uploaden. Je kan ook alle video’s uitzetten, subgroepen vormen, schermen naast elkaar (gallery view). Het is dus heel flexibel en dynamisch.
  • Je kan sessies in MP4 opnemen en opslaan. Dit kan bijvoorbeeld reflectie achteraf weer bevorderen.
  • Zoom is te gebruiken voor online synchrone intervisie: samen in gesprek, met vragen/opmerkingen in de chatfunctie, de facilitator tekenend op het whiteboard.
  • Om dit goed te begeleiden zou een tweede facilitator nodig kunnen zijn.
  • Je gebruikt zo de kracht van de persoonlijke interactie, de kracht van het schriftelijk verwoorden van vragen/opmerkingen en de kracht van het visuele (whiteboard).
  • Zoom kost 15 dollar per maand.
  • Zoom is geschikt om online synchroon intervisie te doen, over grote afstand en met verschillende landen bijvoorbeeld. In de praktijk blijken daarbij F2F sessies niet zo gemist te worden. Die zouden er wel kunnen zijn, maar dienen dan meer het doel van de ‘menselijke, sociale behoeften’.

Conclusie:
De drie tools hebben allemaal hun sterke kanten en bieden verschillende voordelen. Voor online intervisie lijkt een combinatie van verschillende tools het beste.

How Europeans could relate to Life in 2017: Beauty can be the key to belonging

Parijs

There are no easy answers to great problems, even though some of us are willing to give them. And easy answers don’t help either to internally stay on track, although it might feel that way. The world is not a simple place, but like the human being, infinitely complicated. We all have come to know that now, I suppose.

Disconnected
“Is this still my world?”, you might ask yourself, looking back on the recent attacks in Europe: Paris, Brussels, Nice, Munich — unfortunately this is not the end of my list.

It is sad but true that the ugly face of violence seems to unite all of our magnificent
European cultures at the moment through our grief, anxiety and pain. And at the same time the deep beauty of each and every culture might offer us the possibility of an escape out of our feeling “unheimisch”, estranged or disconnected.

The Italian psychologist and philosopher Piero Ferrucci describes in his book Beauty and the Soul (2009) what happens when we feel empty, discouraged and worst of all, out of place. We are closed in in our own inner world, feel disconnected; we are ‘under house arrest’. This happens often when other people are not behaving like we think they should, when we feel a lot of pain, or when we are tired. When we aren’t relating to the other persons’ way of thinking any more.

Experiencing Beauty
It is vitally important to release ourselves in moments like this from our own house arrest and to open up again. Ferrucci underlines the relative ease of experiencing beauty as a way to elevate ourselves in this way. “Experiencing beauty is a victory over discouragement.”, as he puts it.

In our disorientation we might tend to think that it is wise to counter evil with goodness, if we have the energy, to neutralize its damaging effects. But there are very wise people (the Russian writer Dostoevsky for example) who say something else: Beauty counters evil.

Experiencing beauty is also in my opinion the most personal and easy way to be elevated from heaviness, from injustice, and to create mental space. It also leads us to celebrate life and still be good to other people.

European reservoir
What a comfort that we have so much of this precious stuff in Europe. What a reservoir full of medicine for our discouragement!
So I sincerely hope that these days you are able to experience the beauty of the green grass in the United Kingdom, the beauty of the magnificent buildings in Paris, the beauty of the Mediterranean see in Nice.

I do hope that you are moved by the beauty of the attentive face of a good friend in Munich, that you see the beautiful colours of the good food in Italy and enjoy the beautiful ironic atmosphere of Brussels. And that you do think in these moments what I think when I see the huge Vermeer-like clouds in The Netherlands: “Yes, I do belong! This is still my world.”

Ferrucci, P. (2009) Beauty and the Soul: The extraordinary power of everyday beauty to heal your life. New York, Jeremy P. Tarcher/Penguin.
Campbell, J. The Hero’s Journey (2003) , Joseph Campbell on His Life and Work, Novato, New World Library.
Dostoevsky, F., The Idiot, (2013), Amsterdam, Van Oorschot.