De zoektocht naar intrinsieke moraliteit
Dit is de vierde column van een serie over Moreel Leiderschap. Mijn eerste column ging over Morele Leiders in de Samenleving, de tweede over Professioneel Moreel gedrag. en de derde over Integriteit aan de Top. Mijn laatste column in deze serie zal over Morele Zelfsturing gaan.
Interpersoonljke moraliteit: De stijd om het bestaan. Of is er meer…?
Joseph Campbell (1904-1987), hoogleraar in de mythologie en schrijver bespreekt in het boek : ‘The Hero’s Journey’ ook de relatie van de mens met de natuur. Hij blikt daarbij terug op een voor hem belangrijke ervaring die hem aan het denken zette:
“Ik kan me herinneren dat ik een lange tijd doorbracht met de intertidale bioloog Ed Ricketts, in dat gebied tussen laag en hoog tij (1931-1932). Al die vreemde vormen, aalscholvers and kleine verschillende soorten wormpjes en zo. Je zou zeggen, mijn God, er is binnen deze generatie van het leven een heel gevecht gaande, het leven dat leven consumeert. Alles leert hoe de ander op te eten, het hele mysterie, en van daaruit kruipen ze het land op.”
En hij gaat verder: “We leven door te doden, wat je zelfs doet als je druiven eet. Je bent nog steeds iets aan het doden. Het leven leeft gewoon van het leven. En het is dat ene leven in al die verschillende etende hoofden wat zichzelf eet. Het is een fantastisch mysterie. Dat is wat er wordt gesymboliseerd in de slang die in zijn eigen staart bijt, de levenslang die zichzelf eet. Dat is wat het betekent. “
De strijd om het bestaan
Het leven als een grote cirkelbeweging van geboorte naar dood en wederom van dood naar geboorte. Het leven dat vanuit een enorme innerlijke kracht zelf wil overleven en zich voort wil planten.
Binnen dit leven is de mens een sociaal dier dat in groepsverband leeft. Binnen die groep moet een zeker evenwicht ontstaan en behouden blijven. Een evenwicht in het fijnmazige net van onderlinge menselijke relaties en verbanden. En die relaties en verbanden lijken weer dynamische structuren om te voorzien in de fysieke, sociale en emotionele behoeften van mensen.
In de loop der tijden, veronderstellen wetenschappers, zijn we er van ‘overtuigd’ geraakt, dat we als soort beter kunnen overleven door gedragsregels, verboden, taboes, normen en waarden te ontwikkelen die onze onderlinge menselijke gemeenschappen in stand houden en beschermen tegen uiteenval. En die daarmee weer de menselijke groep als geheel in stand houden. Zodat we als groep sterker staan in de strijd om het bestaan die het leven dus volgens Joseph Campbell is.
Maar betekent dit ook dat die diepe drang tot overleven die er achter zit en de drang om het eigen leven koste wat kost voort te zetten, is verdwenen? Komt die, behalve in ons diepe wens om kinderen te krijgen ook nog op een andere manier naar voren?
Zelfbewustzijn
Wij zijn zelf ook het leven in iedere cel van ons lichaam. We hebben het verboden elkaar te doden en elkaar te bestelen, maar hebben we die neiging misschien gedeeltelijk geestelijk nog wel steeds? Komt die strijd om het bestaan ook niet naar voren in het krachtenveld dat de menselijke omgang ook is? Duidelijk zichtbaar in oorlogen natuurlijk , in terrorisme, maar op een meer aangepaste manier ook in onze territoriumdrift, onze geldingsdrang, onderlinge jaloezie, onze belangenstrijd en het politieke spel. Onze neiging om het eigenbelang te laten zegevieren en dat vaak met drogredenen te maskeren. Ziet degene die dat ontkent niet welke krachten er binnen de intermenselijke dynamiek ook aan het werk zijn?
De mens onderscheidt zich mijns inziens van het dier door onder andere een zeer verfijnd, dynamisch en complex zelf systeem, waarin zelfbewustzijn een plaats heeft. Hoe dit zelf systeem precies is opgebouwd en hoe dynamisch, relatie-, cultuur- en contextafhankelijk het is, daar is het laatste woord nog niet over geschreven. Maar niemand twijfelt eraan dat elk mens zich bewust is van het feit dat hij hier op aarde is, daar een bepaalde betekenis aan toekent en op zichzelf en zijn gedrag wil en kan reflecteren. Zelfbesef staat centraal in elk menselijk leven.
Het lijkt erop dat de mens als individu ook het beeld dat hij of zij van zichzelf heeft en de balans binnen die hele zelf structuur die daarmee samenhangt, in evenwicht wil houden. Dit komt vooral tot uitdrukking in onderling menselijk contact, waarin een bedreiging van het zelfbeeld sterke reacties op kan roepen: ontkenning, agressie, vermijding. Hetzelfde lijkt te gelden als het beeld dat een menselijke groep als geheel van zichzelf heeft, wordt bedreigd. Ook dan lijkt een groep zich sterk te willen verdedigen.
Aan de positieve kant komt uit ons zelfbewustzijn ook de ongelooflijke schoonheid voort die de mens weet te creëren en alle innovatie die vaak gezamenlijk wordt voortgebracht. Ook daarin onderscheidt de mens zich van het dier: onze geweldige creativiteit en behoefte aan ontwikkeling. We willen naar de sterren reiken!
Diepte van onze interpersoonlijke moraal
We beseffen dat we er zijn en we kunnen op ons gedrag reflecteren. We willen het beeld dat we van onszelf hebben in evenwicht houden en we willen graag bij een groep horen. Die groep zelf moet ook in evenwicht blijven. Een equilibrium bewaren waarin vreedzame, positieve, op groei en welzijn gerichte krachten uiteindelijk de overhand hebben. Uiteindelijk leidend zijn.
Binnen alle culturen op aarde, in verleden en heden, is er dan ook sprake van gedragsregels, verboden, taboes, normen en waarden. Een moraal zou je kunnen zeggen. Afhankelijk van ons standpunt is die moraal volgens ons door natuurlijke selectiemechanismen ontstaan, door God of door de mens zelf gecreëerd. Maar de behoefte aan een moraal zelf lijkt inherent aan het mens zijn.
De grote wereldreligies houden zich in ieder geval allemaal met moraal bezig: Hoe leven we op de juiste manier? Hoe verhouden we ons tot elkaar? Hoe doet een mens het goede? Maar ook in alle mythologieën, zoals bijvoorbeeld in die van de Egyptenaren, van Aziatische culturen, de Aboriginals, de Grieken en de Romeinen valt een moreel besef op. En daarmee de worsteling met degenen die zich niet aan morele normen van de groep houden. In mythologieën is er door de tijd heen bovendien ook vaak sprake van morele ontwikkeling. Zo beschrijft de Griekse epos dichter Homerus eerst: “Wie zo verdorven was een misdaad tegen Zeus te begaan werd voorgoed opgesloten in Tartarus, de onderwereld, waar de verdoemden hun martelingen ondergingen.” Maar later veranderde het Griekse morele besef en werden beloning en straf na de dood minder een zaak van goddelijke willekeur en meer van wat iemand verdiende door wat hij tijdens zijn leven had gedaan. De verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag komt hier naar voren.
Ook in vrijwel alle sprookjes van over de hele wereld wordt het kwaad overwonnen door het goede en wordt het kwaad uiteindelijk ook bestraft. Wordt in sprookjes zo een diepe behoefte van ons bevredigd? Hebben we als mensen een moraal nodig?
Collectief onbewuste: sprookjes en mythen
Volgens de Zwitsers psychiater en psycholoog Carl Jung (1875-1961) geven sprookjes een beschrijving van de natuurlijke leefregels van een gemeenschap, maar zijn die regels wel in gevaar of dreigen ze net hun spontane, naïeve en gedachteloze karakter te verliezen. (Carl Jung, Archetypen en het collectieve onbewuste, 1976). In mythen is er volgens Jung als basis sprake van autochtone collectieve onbewuste inhouden die onafhankelijk zijn van traditie of overlevering. In een mens als individu is het collectief onbewuste volgens hem een diepe laag in de menselijke psyche die niet voortkomt uit persoonlijke ervaringen, maar volgens hem is aangeboren. De inhoud van het collectief onbewuste bestaat volgens Jung uit zijn bekende archetypen: onbewuste universele beelden. Voorbeelden van archetypen zijn: de schaduw, de grote moeder, de held, het goddelijke kind, de eeuwige puber. En de bekendste gestructureerde uitingen van deze archetypen zijn dan weer sprookjes en mythen. Jung schrijft:
“Het archetype is in feite een manifestatie van een onbewuste inhoud die veranderd wordt doordat die onbewuste inhoud tot bewustzijn komt en wordt waargenomen. “
Sociocultureel evenwicht
Zou ons moreel besef ook zo diep en zelfs aangeboren zijn? Is het zelfs dieren niet vreemd? Antonio Damasio, Professor of Neuroscience en Director of the Brain and Creativity Institute aan University of Southern California legt daarover uit:
“Boven deze kwestie hangt levensgroot het vraagstuk van de oorsprong van moraliteit. Construeert de rede morele intuïtie, morele overtuigingen, conventies en regels? Of komt moraliteit voort uit prerationale processen? Wat betreft dit onderwerp zijn er steeds meer aanwijzingen dat veel gedragingen die we als moreel beschouwen voorlopers hebben in geautomatiseerde, onbewuste, prerationale processen, niet alleen aanwezig in de mens maar ook in veel andere diersoorten. Het bewijs is vrij robuust in het geval van zoogdieren, vooral primaten en zeezoogdieren waarvan de hersenen veel gemeen hebben met het menselijk brein. ”
Damasio vervolgt: “Menselijke creativiteit en rede hebben zulke natuurlijke ontdekkingen tot nieuwe hoogten gebracht. Ze hebben de biologische regulatie uitgebreid naar gevarieerde aspecten van de sociale ruimte en daarmee hebben ze wat ik graag een sociaal-culturele homeostase noem, uitgevonden. De bekende homeostase van het menselijk lichaam is geautomatiseerd en werkt grotendeels op een niet-bewust niveau. Het verzekert daarmee onze fysiologische gezondheid en ons fysiologisch evenwicht. Socioculturele homeostase daarentegen is wil gedreven en vereist bewustzijn op hoog niveau. Moraliteit (samen met de wetten en jurisprudentie die daaruit voortvloeien) vormt het middelpunt van die sociaal-culturele homeostase. ” (Moral reasoning, John Templeton Foundation)
Ons interpersoonlijk moreel handelen in 2018
We zijn in 2018. Volgens neuroscientist Antonio Damasio is ons moreel besef dus zeer diep verankerd en speelt het een centrale rol in het behoud van ons sociale evenwicht.
Wat zijn eigenlijk kenmerken van interpersoonlijke moraliteit in onze tijd? En zijn we wat betreft Damasio’s sociocultural homeostasis in of uit balans?
Laten we kijken naar een aantal geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot de ethiek van interpersoonlijke communicatie. Wat is belangrijk als we de normen en waarden in de manier waarop we met elkaar omgaan onder de loep nemen? Ronald C. Arnett, president en hoogleraar aan het Department of Communication & Rhetorical Studies aan Duquesne University in Pittsburgh, noemt in zijn boek Communication Ethics Literacy uit 2008 de volgende uitgangspunten:
1) Focus op behoud en kwaliteit van de relatie zelf
- Ronald Arnett:
“Interpersoonlijke communicatie ethiek onderscheidt zich van andere vormen van communicatie-ethiek door een zorgvuldige aandacht voor de relatie tussen personen. Interpersoonlijke communicatie vindt zijn identiteit in het ethische mandaat om het welzijn van de relatie te beschermen en te bevorderen.
Als we aandacht besteden aan de ethiek van onze interpersoonlijke communicatie is die volgens Arnett dus ‘per definitie’ gericht op het behoud en de kwaliteit van de relatie zelf. Hij stelt dit tegenover een interpersoonlijke relatie die alleen wordt gebruikt om een doel te bereiken: een instrumentele relatie. Over instrumentele relaties en de diepere behoeften van mensen haalt Ronald Arnett een uitspraak van Philip M. Taylor aan:
”In het licht van het idee van authenticiteit lijkt het erop dat het hebben van louter instrumentele relaties werkt als een manier waarmee je jezelf teniet doet. Het idee dat iemand op deze manier zijn vervulling kan nastreven lijkt een illusie, op dezelfde manier als het idee dat je jezelf kunt kiezen zonder een horizon van betekenis te herkennen die verder gaat dan die keuze.“
Met andere woorden we maken onszelf als mens en onze wereld uiteindelijk onnodig klein en we beperken onszelf als we anderen strikt gebruiken om eigen doelen te bereiken.
In het licht van interpersoonlijke ethiek en de kwaliteit van de relatie zelf, schrijft Robert P. George, McCormick Professor of Jurisprudence aan Princeton University:
“Aan de basis van ons morele denken ligt ons begrip dat sommige dingen de moeite waard zijn om te doen of na te streven om wat ze zelf waard zijn. Het is logisch om hiernaar te handelen, zelfs als we daar geen verder voordeel van verwachten. Bijvoorbeeld wanneer we de essentie zien van een vriendelijke daad, of de essentie van iemand die Shakespeare bestudeert of de structuur van verre sterrenstelsels, dan begrijpen we de intrinsieke waarde van dergelijke activiteiten. Wij begrijpen de waarde van vriendschap en kennis niet alleen als een middel om iets anders te bereiken, maar als een doel op zichzelf. Anders dan geld of de dekking van een verzekering zijn deze producten niet alleen waardevol omdat ze andere producten vergemakkelijken of beschermen. Het zijn zelf aspecten die bijdragen aan de vervulling van onszelf en van anderen als menselijk individu. ”
We zijn in 2018…
Nadenkend over dit eerste uitgangspunt, zou ik de volgende opmerkingen willen maken:
- Op welke manier richten we onze tegenwoordig op de kwaliteit van onze relaties? Binnen onze romantische relaties of als ouders en kinderen zien we het belang waarschijnlijk wel in van de kwaliteit van de relatie en investeren we daarin. Maar daarbuiten? Zijn dit in feite alleen nog instrumentele relaties of toch niet?
- Deze relaties, zoals vriendschappen, klant relaties, collegiale contacten waren vroeger meer ingebed in sociale structuren, zoals het verenigingsleven, religieuze kringen, buurtverenigingen en sociale clubs. Tegenwoordig is er van sociale inbedding van intermenselijke relaties minder sprake: het zijn meer netwerken. Daarnaast onderhouden we onze contacten ook steeds meer online. Maakt dat onze relaties meer instrumenteel of niet?
- Als we de kwaliteit van een relatie centraal stellen, dan is het nodig dat we in de relatie zelf investeren. Waar niet in geïnvesteerd wordt, bloedt immers dood? Die vroegere sociale structuren met hun geplande feesten en bijeenkomsten dwongen ons min of meer te investeren in een stabiele groep. Op welke manier investeren we tegenwoordig in relaties om de relatie zelf? Investeren we misschien nog wel in wat de relatie voor ons op korte termijn op zou kunnen leveren, maar niet in de (kwaliteit van de) relatie op lange termijn?
- Wat is eigenlijk de specifieke aard van een online contact in moreel opzicht? Hebben we voor online contacten ook een interpersonal communication ethic ontwikkeld? Of worden onze online relaties veelal gekenmerkt door vrijblijvendheid?
- Veel mensen voelen zich tegenwoordig ‘uit verbinding’ en dit maakt hen ongelukkig. Maar een verbinding ontstaat mede door een gerichtheid op elkaar. Wat dragen wij zelf bij aan het maken van verbinding?
- Hebben we misschien ook kennis verloren hoe je diepe en langdurige relaties tot strand brengt en onderhoudt? Hadden we vroeger samen meer ‘tacid knowledge’ over wat moreel gezien wel of niet juist was binnen relaties? ‘Voelden’ we daarmee niet meer wat we wel of niet konden maken?
2) Verantwoordelijkheid nemen voor de relatie.
Als we aandacht besteden aan de ethiek van onze interpersoonlijke communicatie is het tweede uitgangspunt van Arnett dat de personen die deel uitmaken van de relatie verantwoordelijkheid nemen voor de relatie zelf.
“Het tweede uitgangspunt is dat interpersoonlijke communicatie de relatie koestert om de verantwoordelijkheid tussen personen te versterken en niet met het doel om carrière te maken of om een politieke agenda uit te werken.” … “Interpersoonlijk doet de relatie ertoe die we met een andere hebben – het is de bepalende ethiek in onze interpersoonlijke communicatie, en het is onze ethische verantwoordelijkheid om die relatie te koesteren.“
Arnett maakt daarbij een onderscheid tussen interpersoonlijke communicatieve stijl en interpersoonlijke communicatieve verantwoordelijkheid voor de relatie. De interpersoonlijke communicatieve stijl gaat over de effectiviteit en het persoonlijke karakter van hetgeen jij aan anderen wil overbrengen. De interpersoonlijke communicatieve verantwoordelijkheid gaat erover in welke mate je eigenaarschap neemt over de relatie, je commitment, je betrouwbaarheid, je toewijding aan de relatie die je met een ander hebt. Ethiek gaat in dit geval niet over stijl, maar over verantwoordelijkheid nemen.
“Uitgedrukt in ethische taal benadrukt de overgang van interpersoonlijke stijl naar interpersoonlijke verantwoordelijkheid voor de relatie het verschil tussen persoonlijkheid en karakter. Goede persoonlijkheid, of een goede interpersoonlijke stijl, gekoppeld aan persoonlijke verantwoordelijkheid of karakter, leidt tot langdurige relationele gezondheid; goede persoonlijkheid zonder karakter gaat voorbij aan de lange termijn verplichting om verantwoordelijkheid te nemen voor de relatie en het leidt tot een vorm van interpersoonlijke mooipraterij die gekenmerkt wordt door alleen maar stijl en de afwezigheid van interpersoonlijke ethiek – want de relatie is de inhoud die karakter geeft aan interpersoonlijke ethiek.”
En : “Als iemand zich niet druk maakt om de Ander of de relatie met de Ander, geeft hij er eenvoudigweg niet om.”
We zijn in 2018…
Nadenkend over dit tweede uitgangspunt zou ik de volgende opmerkingen willen maken:
- Ligt er tegenwoordig binnen onze face tot face en online contacten te veel de nadruk op een goede communicatieve stijl en win je daarmee aan populariteit? Ligt de nadruk veel minder op wat Arnett ‘character’ noemt? Als dat zo is, heeft dat ook invloed op de diepgang van onze contacten?
- Ligt bij onze communicatietrainingen tegenwoordig de nadruk te veel op het trainen van skills, waarmee we onze effectiviteit kunnen vergroten, maar te weinig op het trainen van verantwoording nemen voor een relatie en gaat dit ten koste van het ethisch leren handelen van studenten?
- Het zelfbeeld dat we online neerzetten op LinkedIn, Twitter, Facebook, Instagram is vaak de motor van ons online contact. Maar hoe gaan we online om met alle moeilijke dingen bij de opbouw van menselijk contact? Onze verschillende visies en verwachtingen, verschillen in karakter, verschillen in behoeften aan afstand en nabijheid. Investeren we erin om er samen uit te komen of vermijden we het?
Robert P. George schrijft over de morele principes die we hanteren in onze face to face contacten:
“…. De specificaties van dit abstracte principe zijn de bekende morele voorschriften die de meeste mensen, zelfs vandaag de dag, proberen na te leven en hun kinderen leren te respecteren, zoals de Gouden Regel (” behandel anderen zoals je zelf door hen behandeld wilt worden”), het Principe van Pauline (“doe nooit kwaad opdat het goede daaruit voortkomt “), en de Categorische Imperatief van Kant (het levendigst uitgedrukt in de stelregel dat men” de mensheid, hetzij in de persoon van jezelf hetzij wat betreft de anderen, altijd moet behandelen als einddoel en nooit alleen als een middel.” (Moral reasoning, John Templeton Foundation)
- Hanteren wij deze morele principes binnen onze sociale netwerken? Merken we het als deze principes niet gehanteerd worden en wat is het effect?
- Hoe gaan we online om met schendingen van integriteit? Nemen we daar verantwoording voor of worden we door anderen gedwongen verantwoording af te leggen? Kortom is er sociale controle?
- Hoeven we online de consequenties wel of niet onder ogen te zien? “Je komt er mee weg”, zou je kunnen zeggen? Wat is de invloed op ons onderling vertrouwen?
3) De naam van de relatie doet ertoe. Binnen ethisch handelen gaat het om specifieke relaties
Volgens Arnett gaat het bij interpersoonlijke communicatie ethiek om specifieke relaties: ouder-kind, leraar-leerling, vriend-vriend etc. Als ouder heb je naar je kind morele principes, als leraar naar je student, als arts naar je patiënt. De aard van de relatie bepaalt dan je morele principes en dus wat je juist handelen vindt. De wet garandeert in de ouder-kind relatie bepaalde morele principes en in die van leraar-student. In specifieke beroepen zijn er bijvoorbeeld ethische beroepscodes opgesteld voor de betreffende beroepsgroep.
Arnett: “Het eerste uitgangspunt in interpersoonlijke communicatie vanuit het standpunt van interpersoonlijke communicatie ethiek is dat de aard van de relatie ertoe doet.”
Of zoals Levinas (2000) schrijft: “
“De naam doet ertoe. De naam kondigt de relatie aan van: vader, leraar, student of vriend. De juiste naam begint met een algemene verwijzing naar een specifieke relatie tussen bepaalde individuen.”
Juist het speciale karakter van de relatie geeft de interpersoonlijke ethiek kracht, betekenis en richting. Het gaat niet om een Algemene Ander, maar om bijvoorbeeld een kind, een student, een patiënt met wie je een relatie hebt. Als personen en omstandigheden veranderen, dan verandert de relatie ook weer en vraagt de interpersoonlijke ethiek ook weer aanpassingen: je dochter is moeder geworden, je student is nu een vriend op Facebook, de coach cliënt is nu een contact op LinkedIn.
We zijn in 2018….
Nadenkend over dit derde uitgangspunt zou ik de volgende opmerking willen maken:
- Zijn onze relaties op social media misschien te diffuus en onduidelijk gedefinieerd? Wat zijn het: vriendschappen, collega’s, kennissen? Is de student nog steeds mijn student of is het een collega en concurrent geworden? Zijn we ons daarom misschien te weinig bewust van de interpersoonlijke ethiek die bij ieder specifiek contact hoort?
De slang bijt in zijn staart
We zijn onderdeel van die grote cirkelbeweging die het leven is. Een fascinerend en dynamisch krachtenspel dat voortdurend naar evenwicht zoekt. Waarin onze drijfveren dieper zijn dan we zelf vermoeden en we onszelf en elkaar altijd ook weer verrassen.
De man die met gevaar voor eigen leven in het ijskoude water springt om de bestuurder van de auto die te water is geraakt, te redden.
De vrouw die op straat midden in een mannengevecht springt om erger te voorkomen.
De bevolking die, zelf uitgeput, na een aardbeving dagen achtereen meehelpt met reddingswerkzaamheden.
Geven we ons dan instinctief, maar misschien ook weer welbewust over aan iets dat groter is dan wijzelf? Omdat we voelen dat we daar een uiteindelijk toe behoren?